– Vicepresident Ronnie Brunswijk is alles behalve blij met de aanhouding en inverzekeringstelling van zijn voorganger Ashwin Adhin. Vooral de wijze waarop de zaak tegen de ex-vp is aangepakt keurt hij af.
Hoewel Brunswijk niet op de stoel van het Openbaar Ministerie wil zitten, had hij graag gezien dat de zaak buiten proces was afgedaan. “Ik vind het niet correct dat je een vicepresident die gediend heeft zo moet behandelen. Ik ben ertegen dat die man wordt gearresteerd hiervoor. Voor apparatuur vind ik dit te zwaar”, benadrukt de vicepresident.
Indien bewezen wordt dat Adhin zich inderdaad heeft schuldig gemaakt aan vernieling of opdrachten daartoe heeft gegeven, moest hij volgens Brunswijk gewoon in de gelegenheid worden gesteld om de zaken te vergoeden. “Laat hij betalen of laat hij ze weer kopen. Maar je hoeft die man niet op te sluiten.”
Omdat hij het strafdossier niet heeft gelezen weet hij niet waarvoor Adhin precies vast zit. Maar als het alleen om de vernieling gaat vindt Brunswijk de aanpak overdreven. Rechter-commissaris Sieglien Wijnhard heeft vrijdag bepaald dat de inverzekeringstelling van Adhin onrechtmatig is. Echter, de ex-vp blijft toch aangehouden omdat het Openbaar Ministerie in hoger beroep is gegaan tegen dit besluit. Het Hof van Justitie zal de zaak de komende week verder behandelen.
Brunswijk benadrukt dat hij geen aangifte heeft gedaan voor vernieling op zijn kabinet. Hij wijst erop dat een presidentiÑ‘le commissie, waarin ook een lid van het Openbaar Ministerie zitting heeft, zich heeft bezig gehouden met dit onderzoek. De ongeregeldheden die zijn geconstateerd door de commissie zijn doorgeleid naar de procureur-generaal, die verdere stappen heeft ondernomen. “Ik was niet eens op de hoogte dat mensen waren gearresteerd”, merkt Brunswijk op.
Hij zegt de rapporten, waaruit bleek dat spullen van zijn kabinet zijn vernietigd, pas achteraf bekend bij hem waren. “Ik weet verder niets. Het moet niet erop lijken dat mi kon fu sroto den man of fu poti den man belachelijk”, aldus de vicepresident. Hij wijst erop dat deze ontwikkeling niet mooi is voor de buitenwereld.
Brunswijk beaamt dat Adhin hem op de hoogte heeft gesteld van goederen die geschonken zouden worden aan het Doveninstituut. Echter, hij heeft zich niet bemoeid met de verdere afhandeling van de zaak. De vp ging ervan uit dat zijn voorganger precies weet wanneer spullen worden afgeschreven en wat de procedure is die moet worden gevolgd bij een schenking. “Ik heb een duidelijke afspraak met hem dat hij de spullen zou doneren. Maar schenken en vernielen zijn twee verschillende dingen”, merkt Brunswijk op.